Computer molesteert partijproblemen

Eric van Dusseldorp 

Schijfwinst is partijwinst. Dit dogma is eigenlijk al zo oud als het damspel zelf en is al eeuwenlang als zoete koek geslikt. Dus je als je in het verloop van een partij een houtje hebt gesnoept van je tegenstander, dan is de rest eigenlijk maar een formaliteit. Je moet natuurlijk, bij het verzilveren van de materiaalwinst, nog even opletten, maar als je geen fouten maakt, dan is je tegenstander duidelijk met een kansloze missie bezig. Er zijn zelfs dammers die vinden dat je moet opgeven bij een schijf achterstand en ze doen dat dan zelf in zo’n situatie doorgaans ook.

Maar is dat allemaal wel waar? Staat schijfwinst min of meer garant voor partijwinst? Sinds de opkomst van de computer is men hier steeds meer over gaan twijfelen. Toch valt er wel iets concreets over te zeggen. Een speler die in de opening of in het vroege middenspel een gezonde schijf wint, speelt analytisch doorgaans een gewonnen partij. Hij kan zijn stand namelijk zo inrichten, dat hij extra profijt trekt van zijn plusschijf. Hij heeft extra tempi om een klassieke stand uit te spelen. Hij heeft een extra schijf om een gat dichten. De eeuwige keuze tussen 42-38 of 43- 38 in een klassieke stand kan achterwege blijven: de velden 42, 43 en 38 kunnen alle drie gevuld blijven. En dit zijn nog maar een paar voorbeelden. Op die manier is een schijf méér niet alleen een schijf méér, maar is er sprake van een extra bonus. Vergelijk het met een voetbalwedstrijd. Wordt er bij de tegenstander een speler uitgestuurd, dan heb je het fysieke voordeel van een extra man. Maar daarnaast heb je door die man-meer-situatie extra opbouwmogelijkheden en is de formatie van je tegenstander compleet ontregeld. De wedstrijd is dan, op topniveau, al bijna gespeeld.

Wie in late middenspelstanden, dus met nog weinig stukken op het bord, geen extra voordeel heeft gepakt dankzij de eerder verworven schijfwinst, moet niet vreemd opkijken dat de partij gewoon naar remise kabbelt. Iedere dammer weet, dat een vier-om-drie schijveneindspel, waarbij alle schijven zich nog zo’n beetje op de eigen bordhelft bevinden, haast altijd op een puntendeling uitdraait. De meerderheidspartij moet de beslissende dreun dus al eerder hebben uitgedeeld. 

Vanwaar deze lange inleiding? Op internet is een discussie gaande over partijproblematiek en dan met name over de zogeheten gebonden partijproblematiek: forcings oftewel problemen met de opdracht: wit begint en forceert de winst. De indruk begint te ontstaan dat heel veel van dit soort standen, ook beroemde problemen uit het verleden, remise zijn omdat zwart niet hoeft in te gaan op de forcing, maar gewoon een schijfje kan laten lopen. Dit alles heeft te maken met de steeds beter wordende computeranalyses van damposities. Wie wel eens met de computer analyseert, weet dat het digitale brein bijna iedere positie, hoe slecht ook, naar remise schuift en dat geldt ook voor iets uitgedunde standen met een schijf minder.

 

Een voorbeeld. Arjan Timmer, topproblemist, liet op internet de diagramstand zien. Wit ‘forceert’ de winst door 44-40 (15-20A) 40-34 (29x40) 45x25 (18-22) 27x29 (24x31) 41-36! (31-37) 48-42 (37x48) 39-34 (48x30) 35x13 (20-24) 13-8 (24-29) 8-2 (11-16) 2-30 (29-33) 30-43 (14-19) 25-20 (19-23) 20-14 (16-21) 43x16 (33-39) 16-49 (23-28) 14-10 (28-32) 49x27 (39-44) 10-5 (44-49) 5-32 en wint scherp..
A (30-34) 39x30 (15-20) 40-34! (29x40) 45x34 (18-22) 27x29 (24x31) 41-36! (31-37?Z ) 48-42 (37x48) 30-25 en verder als de hoofdvariant.
Helaas wist iemand met een computerprogramma de compositie te molesteren. In plaats van 6… 31- 37 in de A-variant kan zwart remise maken door (20-24!) en (11-16!) en wit wint ondanks schijfwinst niet meer. Wég gebonden partijprobleem dus, en er zullen er naar verwachting nog vele volgen.

Over een beroemd probleem van de Fransman E. Repetto waren er al vóór het computertijdperk twijfels over de opdracht ‘Wit begint en wint’. Zie diagram.

 

Oplossing: 1. 32-27, 31-36 (anders wint wit een schijf); 2. 25-20! (mooie dwangzet), 14x25; 3. 47-41, 36x38; 4. 37-31, 26x37; 5. 24-20! (leuk ad libitumzetje), 25x14; 6. 30-24, 19x39; 7. 46-41!, 23x45; 8. 41x3, 22x31; 9. 3x50.

Prachtig, maar een slimme zwartspeler laat na 32-27 schijf 31 gewoon lopen, gaat verder met (8-12) en heeft zelfs voordeel.
Misschien moet de opdracht voor dit soort problemen wel luiden: wit wint een schijf of de partij, in plaats van: wit wint. Dan kloppen Timmers, Repetto’s en honderden andere problemen immers weer.

Terug naar damrubrieken