Wordt
de computer ooit eindspelcomponist? Eric
van Dusseldorp Het
eindspel dat in de rubriek van 18 december 2010 ter oplossing werd
aangeboden zal de lezer wellicht de nodige hoofdbrekens hebben bezorgd.
Zonder variantenrijkdom (en dan gaat het om scherpe varianten, want die
leveren punten op) komt een eindspelcompositie tegenwoordig niet ver meer
op een internationaal concours.
Op het eerste gezicht ziet het standje er niet zo ingewikkeld uit. Er zijn twee witten dammen op het bord en die moeten de vier zwarte schijven gewoon tegenhouden. Toch komt zwart in een van de varianten nog op dam.
Zie
diagram. Dit was de stand waar de Kroaat Miljenko Lepsic bij wijze van
uitzondering geen 100, maar `slechts` 97 punten mee scoorde. Wit
wint door 1.24-8! Nu
heeft zwart een aantal mogelijkheden, waarvan er enkele `gelukkig` snel
bekeken zijn. Zo volgt op
(34-40) 8-17 (11x22) 36x45 en na (28-32) 45-29 (32-37) 29-47 is het
vlijmscherp uit – er is zelfs geen veldkeusvrijheid) en dat levert
puntjes op. Ook (28-33) is scherp uit door 8-17 (11x22) 36x38! (34-40)
38-33 (40-45) 33-50 opsluiting. Ten slotte is ook het offer (11-17) 8x26
(34-40, op bijvoorbeeld 28-33 volgt een technische winst door 36-27 maar
ook 26-17, dit soort varianten zijn bijoplosbaar, leveren geen punten op
en maken dus ook geen onderdeel van de auteursoplossing) 36-22 (28x17)
26x45 clean uit. Als
zwart na de openingszet 24-8 (28-32) speelt, kan wit op vier manieren
winnen: 8-3, 36-13, 36-9 en 36-4. Met deze `variant` scoort het eindspel
natuurlijk geen punten. Het is duidelijk dat zwart na wits openingszet het beste 1…, 23-29!; speelt. De winst wordt dan weer erg nauwsluitend: 2. 36-18!,… een fraaie en lastig te vinden zet, omdat wit niet direct ergens mee dreigt. De technische, bijoplosbare varianten laten we vanaf nu buiten beschouwing en we concluderen dat er twee belangrijke varianten zijn.
Zie
diagram. De eerste belangrijke variant volgt na 2…, 28-33; Wit
komt dan opnieuw met een verrassende zet, die nergens direct mee dreigt:
3. 8-19!,… Nu zijn er liefst vier scherpe vertakkingen. In de eerste
plaats (11-17). Dan wint wit uitsluitend door 19-2, dreigt 18-12, dus
(17-22) 18x27 (34-40) 2-11 (40-45) 11-50 (29-33) 50x6 (45-40) de enige
variant waarin zwart toch nog op dam komt 50x6 (45-50) 27-22. In
de vierde plaats de hoofdvariant in deze vertakking: 3…, 11-16; Nu
volgt 4. 18-9!, en nu op 4…, 34-39; 5. 19-24,
29x20; 6. 9x43, 16-21; 7. 43x16,
33-39; 8. 16-49. Iets lastiger
is 4…, 33-39; Wit moet het dan hebben van 5. 19-35, …
met op (39-43) 35-24, op (29-33) 9-27 en op (16-21) 9-20. We
keren terug naar de stand van het tweede diagram en spelen nu 2…,
28-32; Dit is de hoofdvariant van de auteur. Wit wint nu door 3.
18-9!,… dreigt van alles en nog wat. Zo volgt na (11-16) 8-24
(29x20) 9x27 en dit is scherp, en na 3…, 34-40; volgt 4. 8-17,
11x22; 5. 9x35,… en nu klinkt het flauw, maar na 5…,
29-34; is 6. 35-44 de enige winstzet en haarscherp
bovendien. Een
mooi, variantrijk geheel, en toch zullen sommige eindspelliefhebbers met
weemoed terugdenken aan de compositie-eindspelen van vroeger. Vele hadden
weinig, maar wel originele varianten. Met behulp van de computer is het
niet meer zo moeilijk om eindspelen te verdiepen en/of variantrijker te
maken. Maar worden ze daardoor ook mooier? |