Voor L. Schut boog men het hoofd

 

Eric van Dusseldorp

 

Het probleem dat vorige week ter oplossing werd aangeboden is nog een keer afgebeeld op diagram.

 

 
  
 

 

Auteur: L. Schut. Wit wint door 30-25 (28x37) 47-42 (37x48) 38-32 (27x38) 49-43 (38x40) 45x34 (48x30) 35x2. Dit is allemaal nog niet zo moeilijk. Het lastigste is het eindspel dat nu volgt. Zwart heeft twee serieuze mogelijkheden (op (23-29) wint immers de actie 2-7-11-16 snel.)

I (23-28) 2-16 (21-26) 16-27! (28-33) 50-44 (26-31) 27x36 (33-38) 36-31 (38-43) 44-39 (43x34) 31-18 (34-39) 18-34 (39x30) 25x34.

II (21-26) 2-19 (23-29) 19x10, alleen dit veld wint (29-33) 50-44 (26-31, want op 33-38 wint 44-39!) 10-4! (31-37) 4-15 (33-39) 44x33 (37-42) 15-29 en wint.

Twee mooie, scherpe en onderling totaal verschillende varianten.

 

L. (voor intimi: Lammert) Schut leefde van 1907 tot 1976 en was een typische jarenvijftigverschijning. Hij was een uiterst consciëntieus eindspelcomponist die vrijwel nooit op een bijoplossing te betrappen was maar die ook van mening was dat een compositie-eindspel aan het partijspel ontleend zou moeten zijn. Schut was een dammer die respect afdwong. Viel zijn naam dan placht men uit nederigheid het hoofd te buigen.

Van zijn levenswerk is in 1998 een boek verschenen dat zeer onlangs een herdruk beleefde: L. Schut: Dameindspelen, lokzetten en studies. Het juweeltje is bestellen via mail info@vandeveen.nl of door overmaken van € 17,50 op 670814210 t.n.v. P.G. v.d. Veen, Enschede onder vermelding van Boek Schut.

 

Een heel instructief standje zien we op het volgende diagram.

 

 

 

Voor de hand liggen zetten als 22-17, 22-18 of 23-18 maar deze zetten winnen niet en dat heeft de auteur bekeken. Wat wel wint is een zet in het achterland. 38-33!! (14-20) 33-29 (20-25) 29-24 (9-14 want de oppositie is in wits voordeel) 22-17 (14-20) 24x15 (25-30) 15-10 (30-34) 10-4 (34-39) 4-27 (6-11, want op 39-44 volgt 27-49) 17x6 (39-44) 27-49 (44-50) 6-1 (50-33) 49-44 (33x50) 1-6. Misschien niet zo heel moeilijk, maar hoeveel dammers laten de stand van diagram 2 niet remise lopen? Zo van: we spelen een van de voorste schijven op en we zien wel wat er van komt. . .

 

Ook de volgende stand kan zo uit een bondscompetitiepartij komen. 
Het staat dan 9-9 en in de analyseruimte is de stelling op het bord verschenen. 
“Volgens mij remise.”, “Nee, het gaat toch winnen.”, “O nee, toch remise.”, “Heppie wat gespeeld inmiddels?”.
 

 
 
Om te winnen moet de witte dam handig manoeuvreren. 10-5 (25-30, want op 11-17 wint 5-28 (17-21) 28-32 
(21-26) 32-43 (26-31) 43-48) 5-23 (30-35A) 23-12 (11-16) 12-7 (16-21) 7-16 (21-26) 16-7 (26-31) 7-23 (35-40) 
23x45 (31-37) 45-23 (36-41) 47x36 (37-42) 23-37 (42x31) 36x27.
A(11-17) 23-28 (17-21) 28-32 (21-26) 32-43 (30-35) 43-34 (26-31) 34-23 etc.
 
In cijferstand (zwart: 2,12,18,22,23,27 / wit: 15,33,37,38,43) een typisch partijstandje. 
Wit breekt met een schijf minder door, maar kijkt tegen de actie (23-28) en (27-32) aan. 
Wint wit door 37-32 (2-7 de beste) 32x21 (23-28) 43-39 (28-32) 38x27 (22x31) 15-10 (31-37) 10-4! 
Wit lijkt makkelijk te winnen, omdat op (18-23) 4-10 volgt met op (23-29) 10x41 en 41-47. 
Maar zwart beschikt nog over een venijnige verdediging: (12-17!) 4x2 (37-42) De witte schijven staan erg los. 
Er moet een truc aan te pas komen om te winnen. En die truc is er: 39-34 (42-48) 2-30 (48-42, want op 48-26: 30-25) 
34-29 (42-26) 21-16 (26-17) 30-39 (17-12) 39-34 (12-17) 34-45 (17x39) 16-11 (39x6) 45-50. Een trictractruc!
 
Ter oplossing een probleem. Auteur: L. Schut. Wit speelt en forceert de winst.
 

 
 

 

Terug naar damrubrieken