Overzichtelijk
spel bij blindsimultaan Eric
van Dusseldorp Er
zijn parallellen tussen de 28 partijen die Ton Sijbrands in de
blindsimultaan op 24 en 25 september jl. in het Olympisch Stadion speelde.
Natuurlijk, de wereldkampioen van 1972 en 1973 speelde alle duels met wit,
een kleur die op een of andere manier het beste bij hem lijkt te passen.
Sijbrands houdt van die kleur en ook in de bondscompetitie speelt hij in
veruit de meeste gevallen met de witte stukken. Daarnaast
kenmerkte het gros van de partijen zich door een overzichtelijke, heldere
en oersterke centrumstrategie. Wie ooit de 200 partijen uit het boek
‘Ton Sijbrands, dammer’ heeft nagespeeld, weet dat het ook echt zijn
favoriete spel is. Geen dammer op de wereld is hier meer bedreven in. Het
is logisch dat de simultaangever het overzichtelijk wilde houden. Van
Leeuwensystemen, Dybmanvarianten, naamloze skeletten, ze zijn allemaal erg
leuk, maar ze vergen vermoedelijk teveel van het voorstellingsvermogen.
Ook Sijbrands’ tegenstanders grossierden niet in zeer scherpe of
avontuurlijke zetten. Veruit de meesten richtten zich op het enigszins
‘gelijk houden’ van de stelling, met remise als perspectief. Enkelen
kwamen in een kortevleugelopsluiting terecht, maar dat was dan per
ongeluk. Wit: T. Sijbrands – Zwart: P. Wijninga
Zie
diagram. De simultaangever heeft al een succesje geboekt door de
zwartspeler, een sterke hoofdklasser uit het noorden van het land, al wat
naar de rand te sturen. De regel is, dat een opgedrongen schijf op 35
(zwart) of 16 (wit) sterk is voor degene die ‘m niet heeft. Partijverloop:
25. 49-44!, 14-19; 26. 27-22!
(Hetzelfde eenvoudige, maar sterke ruiltje als in Sijbrands’ tegen Erik
Oonk, zie de rubriek van vorige week), 18x27;
27. 28-23, 19x28; 28. 33x31, 6-11; 29. 45-40!, (31-26, 35-40, 26x6,
40x49, 50-44, 49x29, 39-34, 29x40, 45x34, 13-18 is niet duidelijk voor
wit. Maar na de tekstzet dreigt wit wel min of meer met 31-26, reden voor
zwart om af te zien van de opsluiting door 24-30). 29…,
21-26; 30. 34-29! (Weer eenvoudig en doeltreffend. Wit wint twee tempi).
30…, 24x33; 31. 39x28, 11-17; 32.
31-27, 17-21; 33. 40-34, 15-20; 34. 38-33, 20-24; 35. 44-39, 12-18; 36.
42-38, 3-9; 37. 48-43! (Verhindert 13-19 door het Zetje van Weiss:
27-22, 28-22 en 37-31). 37…, 2-7;
38. 28-22! (Een thematische
Ghestem), 24-30; 39. 33-28, 9-14?
(Hier had zwart met 18-23 nog wat langer kunnen harken.) 40. 38-33!, en… zwart gaf het al op en terecht. Na (14-19 of
14-20) volgt 37-31! gevolgd door 33-29 met winst en anders loopt zwart
vast, bijvoorbeeld (7-11) 43-38 (14-19) 50-44 (8-12, op 19-24: 36-31)
33-29 (12-17) 38-33 en wint. Wit: T. Sijbrands – Zwart: J. Pawlicki
Zie
diagram. Dat blinddammen mensenwerk blijft, blijkt uit dit fragment.
Sijbrands begon aan een leuke, maar eenvoudige forcing. 39.
39-34!, 24-30? (Iets beter is 2-8, 34-30, 25x34, 40x20, 19-23 etc.
waarna zwart overigens wel wordt weggespeeld) en nu verwachtte iedereen
28-22! gevolgd door 27-21 met geheide winst. Wat Sijbrands in de partij
deed, won uiteindelijk ook, maar het duurde wat langer. 40.
34-29, 2-8; 41. 44-39, 35x44; 42. 39x50, 30-35; 43. 45-40, 35x44; 44.
50x39, 19-24; 45. 29x20, 25x14; 46. 28-23, 18x29; 47. 33x24, 8-12; 48.
38-33, 11-17; 49. 33-28, 17-21; 50. 28-23, 12-17; 51. 39-33, 13-18; 52.
23x12, 17x8; 53. 33-28, 8-13; 54. 28-23, 14-19; 55. 23x14, 13-18; 56.
14-10, 18-23; 57. 27-22 en 2-0 De
oplossing van het vraagstuk
van vorige week.
|