Winst Van den Akker had logisch kunnen zijn

 

door Eric van Dusseldorp

Het driepuntensysteem blijkt niet geschikt voor toernooien die volgens het zgn. Zwitsers Systeem worden gehouden. In The Hague Open 2001 is er nog wel mee geëxperimenteerd, doch hopelijk eenmalig. Het Zwitsers systeem is duidelijk niet voor 3-0 scores ontworpen: vooral in laatste rondes kunnen spelers op een irreële manier een ‘jump’ plaatsen.

Deze bewering, die te lezen was in de damrubriek van twee weken geleden, verdient nadere onderbouwing. Eén ronde voor het einde was de stand als volgt: The Hague Open 2001 na 8 rondes: 1 Wiersma 8-18 (117) 2 Baljakin 8-18 (109) 3 N'Diaga Samb 8-17 (110) 4 V.d. Akker 8-17 (110) 5 Fennema 8-17 (96) 6 Thijssen 8-16 (111) 7 Winkel 8-16 (111) 8 Jansen 8-16 (107) 9 V.d. Borst 8-16 (103) 10 Vermin 8-16 (98). Men ziet, dat Wiersma en Baljakin bij remises hoge ogen zouden gooien voor een zeer hoge eindklassering, in die zin dat één van beiden zich dan toch wel toernooiwinnaar zou mogen noemen. Ze dienden immers aan te treden tegen Fennema resp. Samb, die zelf met een puntendeling niet verder zouden komen. Iets anders lag dat bij Van den Akker. Bij (logische) remises in de partijen van Wiersma en Baljakin zou de jonge Culemborger -na een overwinning tegen de lager geklasseerde Vermin- drie punten aan zijn lijstje hebben toegevoegd en pardoes het toernooi hebben gewonnen!

En zou dat dan irreël zijn? Ja, helaas, dat zou het. Want Wiersma en Baljakin hadden de beste prestaties geleverd: beiden hadden ze twee spelers van grootmeestersterkte verslagen en bleven ze verder zonder nederlaag. Van den Akker daarentegen had een nederlaag tegen een grootmeester (Baljakin!) geleden en verder nog geen topprestatie geboekt (al zou een eventuele overwinning op Vermin die naam wel mogen hebben).

Maar het had nog vreemder gekund: zelfs spelers met twee punten achterstand hadden het toernooi nog kunnen winnen! Men denke dan aan Thijssen, Winkel, Jansen en in mindere mate Van den Borst en Vermin (want hùn weerstandpuntenaantal was wel erg laag). Het driepuntensysteem kan er immers voor zorgen, dat iemands aantal weerstandspunten danig kan fluctueren. In het (theoretische) geval dat iemands tegenstanders uit de rondes 1 t/m 8 allen winnen, levert dat liefst 24 weerstandspunten op. Een flinke slok op een borrel!

Uiteindelijk kwam alleen Thijssen, na zijn ‘drietje’ in de laatste ronde, nog gevaarlijk opzetten: zijn weerstandspuntenaantal bracht hem een tweede plaats achter Wiersma, maar nog vóór Baljakin. Van den Borst en Vermin wonnen ook en werden nog vierde en vijfde in het eindklassement.

Dat een overwinning van Van den Akker op Vermin (en dus een toernooizege voor eerstgenoemde) heel goed mogelijk was, blijkt uit het volgende fragment. Zie diagram 1.

Zwart: H. Vermin - Wit: J. van den Akker

 

De zwarte stand maakt een vastgelopen indruk. Een logisch verloop lijkt (6-11?) 35-30 (4-9) 39-33! En wat nu? Op (14-20) 33x24 (20x29) volgt doodleuk 15-10. Vermin besloot de zetten derhalve om te draaien. 34. .. 4-9 (!); 35. 35-30?, .. Een ernstige fout op dit niveau. Zwart combineerde met 35. .., 17-21!; 36. 26x28, 18-22; 37. 27x7, 8-12; 38. 7x18, 13x24 en de witte korte vleugel bleek rijp voor de sloop. 0-3 dus.

In plaats van 35-30? had wit uitstekende winstkansen gekregen met het plan 27-21 en 32x21. Alexander Baljakin toonde dat na afloop aan met de volgende varianten. Het gaat om hoofdvarianten. Het is eventueel aan de lezer om ondervarianten te analyseren.

Variant 1: 27-21 (16x27) 32x21 (22-28) 37-32 (28x37) 31x42 (6-11) 42-37 (18-22) 35-30 (11-16) 37-32 (16x27) 32x21 (22-28) 40-35 (29x40) 45x34 (13-18) 36-31 (9-13) 21-16 (28-32) 38x27 (17-21) 26x17 (12x32) 43-38 (32x43) 39x48 (8-12) 34-29 (23x34) 30x39 (25-30) 35x24 (19x30) 31-27 (12-17) 27-21 (17x26) 16-11 (26-31) 11-7 (31-36) 7-2 (13-19) 2x35 (36-41) met groot voordeel voor wit, maar wellicht nog wel remise te houden door zwart.

Variant 2: 27-21 (16x27) 32x21 (6-11) 35-30 (11-16) 37-32 (16x27) 32x21 (22-28) 40-35 (29x40) 45x34 (17-22) 21-16 (12-17) 31-27 (22x31) 36x27 (18-22) 27x29 (19-24) 30x10 (9-14) 10x19 (13x44) 15-10 (44-49) 10-5 (28-33) 38x29 (49x24) 5-28 met zeer goed eindspel voor wit.

Variant 3: 27-21 (16x27) 32x21 (6-11) 35-30 (22-28) 40-35 (29x40) 45x34 (18-22) 38-33 (28-32) 37x28 (23x32) 31-27 (22x31) 26x28 (17x26) 30-24 (19x30) 35x24 (13-18) 33-29 (11-17) 28-23 (8-13) 23-19 (14x23) 15-10 (9-14) 10x28 (18-22) 28-23 (13-18) 23-19 (26-31) 36x27 (22x31) 19-14 (31-37) 14-10 (37-42) 10-4 (17-22) 29-23 (18x40) 4x48 (40-45) 43-38 (12-17) 48-37 (17-21) 37-31 en na deze zware en ingewikkelde verdediging zal het na (21-26) etc. nog wel remise worden, omdat de ‘vang’ niet meer winnend is.

Oplossing opgave van vorige week: simpele winst na 34-30! (35x24) 25-20 (24x15) 27-22 en +.

 

Terug naar damrubrieken