Eric van Dusseldorp
Eén ding is vervelend aan het spelen tegen Russen: ze gaan maar door en door en door… Als Nederlanders vinden dat de muziek uit de stand is, schuiven ze meestal snel naar remise. Of ze komen deze uitslag vroegtijdig overeen, mits natuurlijk de veertig zetten gehaald zijn. Als een Rus denkt dat er nog een minieme kans is om de partij te winnen, speelt hij door. Dat ondervond Nederlands jeugdige toptalent Pim Meurs in de laatste ronde van het Internationale Bijlmertoernooi, dat begin november werd gehouden.
Het was een buitengewoon onderhoudende partij met kansen voor de Nederlander. Na een fraaie combinatie stond er een volmaakte remisepositie op het bord. Dus werd het remise? Mooi niet dus.
Wit: Pim Meurs (Nederland) – Zwart: Alexander Getmanski (Rusland)
1. 34-29, 17-21; 2. 40-34, 21-26; 3. 45-40, 11-17; 4. 50-45, 6-11; 5. 32-28, 17-21; 6. 38-32, 20-24; 7.29x20, 15x24; 8. 31-27, 10-15; 9. 43-38, 18-23; 10. 49-43, 14-20; 11. 27-22, 24-29; 12. 33x24, 20x29; 13. 34-30, 5-10; 14. 36-31, 12-17; 15. 39-34,… Evenals op de vorige zet is wit -uiteraard- onbevreesd voor (21-27). 15…, 10-14; Het openingsspel in deze partij ziet er bekend uit, maar precies deze variant is nog maar één keer eerder voorgekomen. In de partij Wit: A. Tjon A Ong – H. van der Zee (Halve finale NK 1993) ging het verder met 44-39 (21-27) 32x12 (7x36) 39-33 (23x32) 33x24 (8-12) 37x28 en later remise. Meurs slaat een nieuw pad in en de twee combattanten moeten vanaf nu op eigen kracht verder. 16. 31-27, 15-20; 17. 30-25, 20-24; 18. 43-39, 7-12; 19. 34-30, 1-7; 20. 38-33, … De stand dicht laten lopen lijkt aantrekkelijk voor wit, omdat wit tempoachterstand heeft. Maar op 39-34 volgt onverwacht (13-18!) 22x13 (9x18). Een analyse voert nu te ver, maar wit kan de problemen dan amper de baas. 20…, 29x38; 21. 42x33, 12-18; 22. 40-34,… Uiteraard volgt op 39-34 (14-20, x10 met vernietiging). 22…, 7-12; 23. 44-40, 4-10; 24. 48-42,… De Nederlander gaat nog steeds aan de leiding, zwarts volgende ruil ziet er aardig gedwongen uit. 24…, 23-29; 25. 34x23, 18x38; Hier dacht de witspeler meer dan een uur na. Dat is enigszins te begrijpen, want de damzet 32x43 (21x23) 25-20 (14x34) 40x7 (17x28) 7-1 ziet er kansrijk, maar daarnaast ook gevaarlijk uit. Wat bijvoorbeeld als de dam er met gelijkspel afgaat? Misschien wordt wit dan in de aanval overspeeld. Toch luidde de algemene opinie dat Meurs deze combinatie, waarvan de gevolgen dus lastig te berekenen zijn, had moeten nemen. In de eerste plaats was hij slechts bij een overwinning gebaat als het ging om een hoge klassering en een grootmeesterresultaat (remise of verlies zou weinig uitmaken). In de tweede plaats is de dam ook analytisch kansrijk. Een variant (van de computer) met mogelijk het sterkste spel van beide kanten: (11-17) 43-38 (10-15) 39-33 (28x39) 1-6 (13-18) 6x4 (39-44) 41-36 [dreigt 45-40 etc.] (26-31) 36x27 (19-23) 27-21 (16x27) 4x36 (23-28) 38-32! verhindert doorlopen. (44-50) 32x23 (50-39) 23-19 (24x13) 36x4 en wit moet het dammeneindspel met twee schijven meer gaan winnen. 26. 42x33, 10-15; 27. 40-34, 12-18; 28. 34-29, 8-12; 29. 29x20, 15x24; Wit neemt nu een zeer fraaie remisecombinatie maar heeft inmiddels weinig beter. 30. 37-31, 26x37; 31. 28-23, 18x38; 32. 32x43, 21x32; 33. 25-20, 14x34; 34. 39x30, 17x28; 35. 43-38, 32x43; 36. 41x14, 9x20; 37. 30x6, 43-48; Deze stand (dam met vier schijven tegen dam met vier schijven zonder promotiekans van welke schijf dan ook) is zo potremise dat zelfs de computer er geen zin meer in heeft. Topgrootmeester Getmanski moet het in de regel meer van zwoegen dan van zijn talent hebben, maar dat zwoegen leverde hem in deze partij weer eens een punt extra op. Pim Meurs liet zich alsnog de kaas van het brood eten. “Hou toch eens op”, moet hij gedacht hebben.
38. 6-1, 20-24; 39. 1-23, 16-21; 40. 23-18, 2-8; 41. 46-41, 48-25; 42. 18-7, 8-13; 43. 41-37, 13-19; 44. 37-31? (eerste foutje), 21-26; 45. 31-27, 25-9; 46. 35-30? (Waarom niet 7-16-38?), 9x31; 47. 7-2, 24x35; 48. 2x24, 31-22; 49. 24-19, 26-31; 50. 19-32, 22-18; 51. 32-28, 18-34; 52. 28-22, 31-36; 53. 22-28, 3-9; 54. 47-42? (Vermoedelijk gebaseerd op een misrekening), 35-40; 55. 28-50, 36-41; 56. 42-38, 41-47; 57. 38-32, 47-36; 58. 50-6, 36-18; 59. 6-50, 9-14; 60. 50-6, 14-20; 61. 6-50, 20-25; 62. 50-6, 18-36; 63. 32-28, 36-18; Wit gaf het op.
De oplossing van het probleem van P. Kuijper van vorige week (wit: 9, 13, 14, 19, 20, 21, 24, 29, 31, 32, 38, 42, 28, 31, 32, 37, 38, 42 / zwart: 2, 3, 4, 5, 8, 10, 12, 16, 18, 22, 25, 33) luidt: 37, 23, 27, 7, 2 ,8, 16, 21, 23.
Ter oplossing een tweede publicatie van de Belgische problemist K. Jansen. Het zal duidelijk zijn wat de laatste zetten waren: (11-16) 32-27 (31-36). Wit begint en wint.
|