Stoere dammertjes in Mongolië

 

Eric van Dusseldorp 

 

 

 

Je bent jong en je wilt wat. Er is een schooldamtoernooi en je besluit mee te doen met het team van je lagere school. Het gaat eigenlijk zo leuk dat je lid wordt van de jeugdafdeling van de plaatselijke damclub.

Eigenlijk twijfel je een beetje, want dammen is natuurlijk niet echt stoer. Nadat je een aantal jaren flinke vorderingen hebt gemaakt besluit de dambond je uit te zenden naar Mongolië. Daar wordt een wereldkampioenschap gehouden voor jonge dammers.

 

En opeens is dammen wel stoer. Afgevaardigd worden naar het mysterieuze land van de gers en de eindeloze koude steppes, het land dat ooit werd gesticht door de legendarische veroveraar Djenghis Kahn. Het zal je maar gebeuren en het overkwam drie jeugdige, talentvolle Nederlanders: Pieter Steijlen, Stefan Stapper en Roel Boomstra.

 

Dan ook nog met een wereldtitel naar huis gaan zou helemaal mooi zijn en het leek er even op dat het de Culemborger Pieter Steijlen zou gaan lukken. Maar in de laatste ronde kwam het door de bekende jeugdtrainer Henk Stoop ontdekte talent niet verder dan remise, terwijl concurrent A. Tolchikov uit Wit-Rusland wèl wist te winnen. Steijlen bleef niettemin ongeslagen en behaalde een fraaie tweede plaats.

 

De latere toernooiwinnaar haalde in de vierde ronde een werkelijk vorstelijke combinatie uit en vloerde daarmee een van zijn belangrijkste concurrenten.

 

Zwart: A. Toltsjikov (Wit-Rusland) – Wit: A. Shaibakov (Rusland)

 

 

 

Zie diagram.

 

Een geladen positie. Wit heeft een hangende schijf op 41 en bij zwart was een houtje op 8 niet verkeerd geweest. Staan wit en zwart nu beide slecht? Shaibakov deed met de volgende zet een serieuze winstpoging.

31. 29-24!, . . . maar dit had de zwartspeler zien aankomen: 31. . ., 27-32; 32. 38x27, 16-21; 33. 27x16, 28-32; 34. 37x28, 14-20; 35. 25x23, 18x38; 36. 43x32, 22x44; 37. 49x40, 13-19; 38. 24x13, 12-18; 39. 13x22, 17x46; In de partij was het witte verzet snel gebroken.

40. 31-27, 46-23; 41. 40-35, 11-17; 42. 27-21, 7-11!; en na deze grappige, kleine finesse gaf wit het gelijk op.

 

Zwart: S. Stapper (Nederland) – Wit: Ch. Damdinsuren (Mongolië)

 

 

 

Zie diagram.

De jonge Hagenaar Stefan Stapper kwam in deze stand met een fraaie lokzet. Tenminste zo lijkt het, want er valt wat meer over te zeggen. . .

26. . ., 16-21!; en nu speelde wit 27. 40-35, 1-6; 28. 44-40 waarna het spel verder ging met 28. . . 21-27; 29. 31x22, 18x27; 30. 32x21, 26x17; 31. 29x18, 13x22; en Stapper won uiteindelijk met de grootst mogelijke moeite van de opmerkelijk taaie Mongoliër die na deze uitruil natuurlijk prima stond.

Waarom was 31-27 niet speelbaar? Er had dan een originele slagzet kunnen volgen: (10-14!) 27x16 (7-11) 16x7 (18-22) 7x27 (14-20) 29x18 (13x42) 38x47 (20x49) en zwart wint.

 

Maar omdat op (16-21) 31-27 ook (12-17) 27x16 (17-22) mogelijk is met -ondanks schijfachterstand- analytisch iets beter spel voor zwart, is de vraag gerechtvaardigd of het Mongolische dammertje de combinatie wel heeft onderkend. En heeft Stefan Stapper ‘m zelf wel gezien? En, de gelijkenis met een multiplechoisevraag dringt zich op, ook beiden kunnen de combinatie niet hebben waargenomen, of juist weer wel. . .

 

Een tweede opmerking is dat (16-21) misschien niet eens bedoeld is als serieuze lokzet, maar eerder als noodgreep. Zwart moet in de diagramstand immers zeer ernstig rekening houden met een wending die hij vrijwel zeker te laat heeft zien aankomen: 32-28 (23x41) 36x47 (26x37) 24-19 en na het slaan 38-32.

 

De oplossing van het vraagstuk van vorige week (P. Kuijper, zwart: 1, 4, 6, 8, 9, 12, 13, 14, 16, 19, 23, 35, 36 / wit: 15, 21, 22, 25, 27, 32, 34, 37, 39, 40, 43, 47, 49) luidt: 217, 11, 20, 30, 39, 7, 3 (10, 21), 1, 12, 41, 23.

 

Ook de nieuwe opgave is er een van P. Kuijper. Zie diagram. Wit begint en wint.

 

 

 

 Terug naar damrubrieken