Smaken verschillen bij juryleden

Eric van Dusseldorp 

Andreas Kuyken, een van de zeer weinige dammers die zowel grootmeester in het partijspel als in de problematiek is, heeft weer eens toegeslagen. Het open problemistenkampioenschap van Litouwen 2008, categorie C, werd zijn prooi. Andreas, kom d’r maar in.

 

Zie diagram. Wit aan zet wint op haarscherpe wijze door 16-11 (27x7) 38x27 (29x49) 18x29 (49x19) 41x34 (24x33) 39x17 (7-12, wat anders?) 17x8 (2x13) 34-29 (13-18) 29-23 (18x29) 44-39 (5-10) 40-35 (10-14) 39-34 (29x40) 35x44. Een fantastische bewerking uit het ongerijmde waarin wit niet eens zelf een dam haalt. Dat laatste is dus kennelijk niet noodzakelijk om toch tot een spectaculair slagprobleem te komen.

Met dit probleem hield de Nederlandse Zwitser 91 (!) andere inzendingen ruim achter zich. Normaal is Kuyken meer een liefhebber van natuurlijke, partijachtige beginstanden, die hij soms zelfs probeert te herleiden tot de 20x20 beginstand, al dan niet voorzien van een min of meer logische analyse. Maar gelukkig is hij niet wars van composities waarin het verband met het partijspel geheel wordt losgelaten en het elegant hanteren van de spelregels zijn werk moet doen.

Er waren vier juryleden, een Fransman, een Litouwer, een Nederlander en een Rus, die aan ieder goedgekeurd probleem een score van 0-100 punten toekenden. De hoogste en laagste score’s vielen af en bij het winnende probleem van Kuyken bleven de middelste scores van Stéphane Rézel (Frankrijk) en Piotr Škludov (Rusland) over: 77 resp. 80 punten. Toch was de jury het opmerkelijk eens over deze inzending: Arjen Timmer (Nederland) en  Stasys Žilevičius (Litouwen) kwamen tot 75  resp. 82 punten.

Waren alleen de hoogste scores geteld, dan had niet Kuyken, maar de onbekende Fransman N. Doubovy de C-categorie gewonnen dankzij scores van 88 en 75 punten van respectievelijk Rézel en Timmer.

 

Zie diagram. Wit wint door 30-24 (19x39) 28x8 (17x37) 8x6 (21x32) 43x12 (32x43) 48x39 (37x48) 6-1 (48x7) 1x12 en scherp uit na (16-21, 35-40) 26-17 (40-45) 17-50. Dit probleem werd evenwel slechts vierde door beduidend lagere scores van Škludov en Žilevičius (resp. 65 en 48 punten).

Wat is er aan de hand? Zowel Nederlandse als Franse problemisten hebben een zekere voorkeur voor een mooie vormgeving: een enigszins gescheiden, compacte, liefst natuurlijke -maar dat hoeft niet altijd- beginstand. Hun collega’s uit de voormalige Oostbloklanden hebben helemaal niets met mooie aanvangstanden en gaan zuiver en alleen voor de afwikkeling.  Vooral voor Žilevičius lijkt een aanvangstand waarin wit en zwart enigszins netjes vooral op hun eigen bordhelft staan, een ware nachtmerrie.

Heeft het probleem van Kuyken nu verdiend gewonnen? Het blijft een kwestie van smaak, maar inhoudrijker is ie natuurlijk wel!

Er was ook een categorie D (natuurlijk ook een A en B, maar die waren gereserveerd voor het afwijkende Russische spel op het kleine bord). Die werd gewonnen door Litouwer Boris Morkus, net als Kuyken een van ’s werelds beste problemisten.

 

Zie diagram .

Winst door 7-2 (bijv. 18x7) 2-8 (bijv. 35x44) 11x2 (3x12) 48-43 (39x48) 50x30 (24x35) 2x24 (29x20) 38x7 (27x47) 16x18 (1x23) 25x3 (36x27) 45-40 (bijv. 35x44) 6-1 (48x31) 1x21 (26x17) 3x19 (47-36) 46-41 (36x47) 19-24 (47x20) 15x24. Een echte Morkus. Het probleem werd beoordeeld met 91, 95, 87 en 95 punten, wat na wegstreping een gemiddelde van 93 punten opleverde. Zeer hoog!

Ter oplossing, zie diagram 4, de compositie waarmee Andreas Kuyken slechts zesde werd in categorie D. Dat kwam mede door een lage beoordeling van Žilevičius, die zich kennelijk een hoedje schrok van de relatief gescheiden beginstand van het probleem. Omdat het vraagstuk anders wellicht onoplosbaar wordt, één hint: wits vierde zet is een schuifzet! Uiteraard geldt weer dat wit begint en wint.

 

Terug naar damrubrieken