Toernooi voor ouderen heeft toekomst
Eric van Dusseldorp
Tot halverwege de vorige eeuw was het dammen in clubverband louter een aangelegenheid van volwassen mannen. Er waren geen aparte kampioenschappen voor jeugdige spelers en dammende vrouwen waren er sowieso niet.
Tegen het eind van de jaren vijftig, onder het mom van ‘de jeugd heeft de toekomst’, begon men eindelijk met het organiseren van juniorenkampioenschappen. Spelers tot en met achttien jaar konden een gooi doen naar de finale van het jeugdkampioenschap van Nederland. Later kwamen er nog andere categorieën bij: aspiranten (tot en met 15 jaar), pupillen (tot en met 12 jaar) en tenslotte deden zelfs de welpen hun intrede, kinderen die amper hun hoofd boven het dambord kunnen uitsteken.
Toch heeft dit alles niet kunnen voorkomen, dat er een zekere vergrijzing optrad binnen het ledenbestand. Langzamerhand rees de vraag of het, van de nood een deugd makend, niet een idee zou zijn om aparte wedstrijden te organiseren voor oudere dammers. Waar zou men dan de leeftijdsgrens moeten trekken: 55, 65 of zelfs 70 jaar? Men heeft niet zoveel creativiteit nodig om passende namen voor deze nieuwe categorieën te bedenken . . .
Onlangs werd in het Gelderse Lent, door de plaatselijke vereniging, het ‘Plusminus 55 toernooi’ georganiseerd. Het evenement werd opgesplitst in drie groepen, gerangschikt naar speelsterkte, en de hoofdgroep werd gewonnen door Aart Walraven uit het Zeeuwse Zoutelande, gevolgd door Ad van Tilborg terwijl ex-Haïtiaan Raimond Saint-Fort, die tegenwoordig in New York woont, beslag legde op de derde plaats. Deze Saint-Fort deed in 1960 als vrij onbekende speler mee aan het WK, eindigde weliswaar achter de toenmalige wereldtoppers Tsjecholev, Baba Sy en Koeperman, maar wist alle Nederlandse helden achter zich te houden . . . Leuk om deze toch wat legendarische dammer weer eens te zien spelen!
Speltechnisch heeft het toernooi niet zo veel opgeleverd. Zelfs het duel dat werd uitgeroepen tot de mooiste partij (zie notatie) was nog een vrij povere vertoning. Hopelijk krijgen de organisatoren volgend jaar een wat sterker deelnemersveld bijelkaar.
Zwart: A. Walraven - Wit: C. Kentie
1. 34-30, 20-25; 2. 32-28, 25x34; 3. 39x30, 16-21; 4. 44-39, 21-26; 5. 37-32, 26x37; 6. 42x31, 11-16; 7. 47-42, 6-11; 8. 41-37, 16-21; 9. 30-24, 19x30; 10. 35x24, 21-26; 11. 40-35, 18-23; 12. 28x19, 14x23; 13. 33-29, 23x34; 14. 39x30, 10-14; 15. 43-39, 17-22; 16. 31-27, 22x31; 17. 36x27, 14-20; 18. 39-33, 20x29; 19. 33x24, 9-14; 20. 50-44, 14-20; 21. 44-39, 20x29; 22. 39-33, 5-10; 23. 33x24, 10-14; 24. 49-43, 4-9; 25. 43-39, 11-17; 26. 39-33, 13-18; 27. 46-41, 8-13; 28. 27-21, 17-22; 29. 21-16, 22-28; 30. 33x22, 18x27; 31. 32x21, 26x17; 32. 38-33, 13-18; 33. 45-40, 1-6; 34. 42-38, 18-22; 35. 48-42, 6-11; 36. 37-32, 22-27; 37. 32x21, 17x26; 38. 30-25, 12-18; 39. 35-30, 9-13; 40. 40-35, 14-19; 41. 33-28?, . . .
De partij nadert een relatief hoogtepunt. Zie diagram 1.
Zwart gooit de knuppel in het hoenderhok: 41 . . .26-31!; 42. 38-32 (!), . . . (Wit verdedigt zich nog vindingrijk. Er dreigt 41-36 met zelfs schijfwinst en op (31-36) volgt 42-37, of ook 42-38, met dam op 1.)
42 . . . 7-12!; 43. 16x7, 2x11; 44. 41-36?, . . . (Hier had wit 25-20 moeten spelen met op (31-36) 32-27 (36x38) 20-14 (19x10) 24-20 (15x24) 30x6 en het is op slag remise. Kennelijk dacht Cees Kentie dat de latere toernooiwinnaar zich vergist had en dat hij een schijf kon winnen.)
44 . . . 18-23!; 45. 36x27, 13-18; 46. 24x22, 12-17; 47. 28x19, 17x48; 48. 30-24, 48-37; 49. 19-13, 11-17; en de heren konden aan de borrel. Al met al een lokzetje dus; geen lastige, maar vanaf de diagramstand moest het wel even worden berekend.
Zwart: L. Steijntjes - Wit: H. Kleinrensink
Zie diagram 2
De zwartspeler miste hier een opgelegde kans: (18-22) 27x18 (24-29) 34x23 (26-31) 37x17 (14-20) 25x14 (10x46)
Ter oplossing een aardig damprobleem (Auteur: E. van Dusseldorp). Zie diagram 3. Wit begint en wint.