Voor het eerst in de damgeschiedenis is het systeem van de driepuntenoverwinning losgelaten op de halve finales. De opzet was om, door een partijzege met drie in plaats van met twee punten te honoreren, de strijdlust te bevorderen en het remisepercentage te verlagen. Het moest niet meer mogelijk zijn om ongeslagen en met drie of zelfs twee overwinningen tot de finale door te dringen.

Nu er vier rondes gespeeld zijn, wordt het tijd om eens voorzichtig de balans op te maken. Wat opvalt, is dat het winstpercentage, gemiddeld over de vier halve finalegroepen, nog steeds rond de veertig procent ligt en dat er wat dat betreft derhalve niets veranderd is in vergelijking met voorgaande jaren. Heeft het ‘dus’ geen zin gehad om de driepuntentelling in te voeren voor dit soort rondtoernooien? Die constatering voert te ver, want productieve spelers die zich niet bekommeren om een ongeslagen status hebben nu eerder kans om tot de finale door te dringen dan zuinige remisespelers. En dat belooft voor de finale het nodige goeds.

Spelers die alle vier de duels in een puntendeling hebben zien eindigen, zijn zo zoetjes aan in de achterhoede van het deelnemersveld geraakt. Zij die twee partijen hebben gewonnen en een zelfde aantal hebben verloren, strijden mee om de bovenste plaatsen. Vroeger stonden de remisespelers nog met ze gelijk en hadden ze dikwijls nog een hoger S.B . . .

De meest productieve dammer tot nog toe is Jeroen van den Akker uit Culemborg die drie partijen wist te winnen en een remise speelde. Van hem twee partijnotaties.

Zwart: A. van Berkel – Wit: J. van den Akker

1.33-29, 18-23; 2.29x18, 13x22; 3.31-26, 8-13; 4.36-31, 2-8; 5.32-27, 20-24;
6.27x18, 12x23; 7.34-30, 13-18; 8.41-36, 9-13; 9.46-41, 7-12; 10.31-27, 4- 9;
11.39-33, 14-20; 12.30-25, 1-7; 13.25x14, 9x20; 14.37-32, 10-14; 15.41-37, 5-10;
16.44-39, 24-30; 17.35x24, 19x30; 18.37-31, 30-35; 19.50-44, 14-19; 20.33-28, 17-22;
21.28x17, 11x22; 22.38-33, 10-14; 23.42-38, 7-11; 24.47-42, 23-29; 25.33x24, 20x29;
26.39-33, 14-20; 27.33x24, 20x29; 28.43-39, 11-17; 29.39-33, 3-9; 30.33x24, 19x30;
31.38-33, 9-14; 32.33-29, 14-19; 33.48-43, 15-20; 34.42-37, 19-23; 35.43-38, 23x34;
36.40x29, 22-28 (een wanhoopsactie); 37.32x23, 17-21; 38.26x17, 12x43; 39.23x3, 43-48;
40.3x34, 48x25; 41.44-39, 25x48; 42.31-26, 48x31; 43.36x27, 13-18; 44.49-43, 6-11; 45.29-24, 18-23;
46.24-20, 23-29; 47.43-39! Een mooi slotaccoord. Na (29-34) etc. wint 26-21. Zwart gaf het daarom op.

Zwart: R. van Marle – Wit: J. van den Akker

1.35-30, 17-21; 2.30-25, 21-26; 3.33-28, 11-17; 4.39-33, 6-11;
5.44-39, 19-23; 6.28x19, 14x23; 7.25x14, 10x19; 8.34-30, 5-10;
9.40-34, 10-14; 10.45-40, 17-21; 11.31-27, 1-6; 12.30-25, 14-20;
13.25x14, 19x10; 14.34-30, 11-17; 15.50-45, 7-11;
16.39-34, 17-22; 17.33-29, 22x31; 18.36x27, 12-17; 19.40-35, 17-22;
20.41-36, 22x31; 21.36x27, 10-14; 22.38-33, 14-20; 23.43-39, 11-17;
24.49-44, 13-19; 25.46-41, 8-13; 26.48-43, 20-24; 27.29x20, 15x24;
28.33-29, 24x33; 29.39x28, 9-14; 30.30-25, 17-22; 31.28x17, 21x12;
32.34-30, 4-9; 33.43-39, 14-20; 34.25x14, 9x20; Zie diagram 1

35.30-24! (een hoogst opmerkelijk gambiet), 20x29; 36.27-22, 18x38;
37.42x24, 19x30; 38.35x24, 23-28; 39.24-20, 3-9; 40.39-34, 16-21;
41.34-30, 12-18; 42.20-15, 9-14; 43.30-25, 6-11; 44.45-40, 21-27; 45.25-20, 14x25;
46.15-10, 18-22; 47.41-36, 11-17; 48.40-34, 28-32; 49.37x28, 22x33;
50.10-5, 2-7; 51.5-37, 7-12; 52.37-10, 13-18; 53.10-37, 33-38;
54.44-39, 17-22; 55.37-42, 38-43; 56.39x48, 27-31; 57.36x27, 22x31;
58.42-33, 18-23; 59.33-15, 12-17; 60.15-10, 23-29; 61.34x23, 25-30;
62.23-18, 30-35; 63.10-23, 31-36; 64.18-12, 17x8; 65.23-1,. . . Zwart gaf het op.

De nieuwe opgave is een prachtig stuk curiosum van Siep Korteling. Geen vierkantje van Van der Meer, maar een tapijt van Van der Meer. Wit begint en wint.

Terug naar damrubrieken