Minder herkampen door 3-0 scores

Eric van Dusseldorp

De halve finales zijn voorbij, de kruitdampen opgetrokken. De nummers één van de vier groepen, Wieger Wesselink, Gérard Jansen, Jeroen van den Akker en Auke Scholma, plaatsen zich rechtstreeks voor de finale. De nummers twee, Alex Mathijsen, Cor van Dusseldorp, Marino Barkel en Sven Winkel, dienen onderling te herkampen om drie finaleplaatsen. Er bestaat evenwel een kans, dat titelverdediger Harm Wiersma, als er geen ‘behoorlijke’ sponsor wordt gevonden, in de finale niet van de partij zal zijn. In dat geval plaatsen alle genoemde heren zich direct voor de eindstrijd en is een barrage dus niet nodig.

Opvallend is, dat alle eerste, maar ook alle tweede plaatsen, ongedeeld zijn. Dat scheelt dan weer allerlei tijdrovende herkampen. Is dat een verdienste van het kersverse systeem van de driepuntenoverwinning? Ja, dat is het. In de discussies over de vóórs en tegens van de 3-0 score is dit argument zelden te beluisteren geweest: een klassement wordt veel ‘langgerekter’ en de kans om je plaats in de eindstand te moeten delen, is beslist geringer dan bij het oude systeem.

Rijnsburger Cor van Dusseldorp staat met één been in de finale. In de achtste ronde wilde hij per se winnen van Danny Staal, die op dat moment slechts remises had gespeeld (daar schiet je tegenwoordig niet veel meer mee op!) en haalde zijn geliefde hekstellingopening met 34-29 weer eens van stal. Het ging behoorlijk mis . . .

Zwart: D. Staal - Wit: C. van Dusseldorp

1. 34-29, 19-23; 2. 40-34, 14-19; 3. 45-40, 10-14; 4. 50-45, 5-10; 5. 31-26, 20-25;
6. 37-31, 15-20; 7. 41-37, 10-15; 8. 46-41, 4-10; 9. 32-28, 23x32; 10. 37x28, 19-23;
11. 28x19, 13x24; 12. 41-37, 9-13;

Vroeger speelde men bijna zonder uitzondering (8-13). Tegenwoordig is men het erover eens, dat (9-13) op zijn minst speelbaar is.

13. 38-32, 14-19;

Ook dit is een belangrijke keuze. De een houdt veld 19 het liefst nog enige of zelfs lange tijd open; de ander bouwt liever direct dicht met (14-19) en (10-14). Allebei de ideeën hebben zo hun voor- en nadelen. Vanaf nu speelt zwart de hekstelling in elk geval uitstekend.

14. 43-38, 10-14; 15. 49-43, 3-9; 16. 31-27, 17-21; 17. 26x17, 11x31; 18. 37x26, 7-11;
19. 42-37, 1-7; 20. 47-42, 12-17; 21. 37-31, 7-12; 22. 42-37, 2-7; 23. 48-42, 17-21;
24. 26x17, 12x21; 25. 31-26, 7-12; 26. 26x17, 12x21; 27. 32-28, 21-26; 28. 38-32, 18-22!;
29. 28x17, 11x22;

Het is nu van wezenlijk belang dat de uitruilpoging 33-28? faalt op de bekende finesse (24x33) 28x17 (20-24) 39x28 (24-30) met dam. Op 32-28 lijkt zwart te gaan winnen door (26-31) 36x18 (13x22) 28x17 (19-23) 29x18 (16-21!) 17x26 (24-30) 35x24 (20x47).

30. 43-38, 16-21;

Zie diagram 1.

 

31. 32-28, . . . Dit verliest direct. Het alternatief 36-31 ziet er ook niet echt aantrekkelijk uit. Het is leuk om te analyseren of het dan in alle varianten echt ‘uit’ is.

31. . . 21-27; 32. 28x17, 26-31; 33. 37x26, 27-32; 34. 38x27, 19-23; 35. 29x18, 13x31;
36. 36x27, 24-30; 37. 35x24, 20x47
en zwart won.

Zwart: Tj. Goedemoed – Wit: A. van den Berg. Zie diagram 2.

 

 

Na 42-38? (19x30) 34-29 (23x34) 32x23 (18x29) 40-35 won zwart snel door (29-33) 38x40 (21-27) 35x24 (27-32) 37x28 (22x35). Origineel? Nee, Ben Springer won op soortgelijke wijze van Maurice Raichenbach in de strijd om de wereldtitel in 1937.

Een kort partijtje tot slot.

Zwart: G. Hessing – Wit: A. Schotanus

1. 33-29, 19-23; 2. 35-30, 20-25; 3. 40-35, 14-20; 4. 44-40, 13-19; 5. 38-33, 20-24;
6. 29x20, 15x24; 7. 42-38, 10-14; 8. 47-42, 8-13; 9. 32-28, 23x32; 10. 37x28, 2- 8;
11. 41-37, 17-21; 12. 28-22, 18x27; 13. 31x22, 12-18; 14. 37-31, 18x27; 15. 31x22, 5-10;
16. 50-44, 21-26; 17. 46-41, 7-12; 18. 41-37, 16-21; 19. 33-28, 12-18?;

 

 

De nestor van het gezelschap, ex-voorzitter van de KNDB Anton Schotanus, had nu geen moeite om de partij in zijn voordel te beslissen:

20. 38-32, 18x47; 21. 39-33, 47x29; 22. 34x23, 25x34; 23. 40x20, 14x25; 24. 23x5, . . . en wit won.

Terug naar damrubrieken