Fascinerende meerkoppige slang
Eric van Dusseldorp
Het Laöcoön-motief is een van de meest intrigerende gegevens in de damproblematiek. Het is altijd fascinerend om te zien hoe een enkele witte dam een hele batterij aan zwarte stukken zodanig aanvalt dat een winnende rondslag niet te voorkomen is. Laöcoönstanden, genoemd naar een Grieks mythologisch dier, een soort meerkoppige slang, komen daarnaast ook voor in het partijspel en soms in het eindspel.
De damproblematiek biedt, zoals gewoonlijk, de meeste mogelijkheden om het idee op een spectaculaire manier te verwezenlijken. De compositie afgebeeld op diagram 1, gemaakt door de bekende problemist Dirk van den Berg, is een voorbeeld van een zeer geslaagde bewerking op het thema. Sterke spelers zullen de grootst mogelijke moeite hebben om het standje van het blad op te lossen – niemand verwacht immers de zet 5-32!!
Wit baant zich een weg naar dam door 32-27 (31x22) 23-19 (14x34) 15-10 (20x38) 10-5 (16x27) 5-32! waarna de stand van diagram 2 is ontstaan.
Zeven stukken, waarvan er al een gevaarlijk dicht bij de damlijn staat, moeten het afleggen tegen de eenzame dam. Een goed damprobleem dient minstens één scherpe variant te hebben. Welnu: (38-43) 32x48 (22-28) en hoe won dit ook alweer? Oh ja: 48-25 (28-33A) 25-9 (18-23) 9-14 (23-29) 14-20 (29-34) 20x38 (34-40) 38-33 (40-45) 33-50 en de ultieme opsluiting is bereikt. A(28-32) 25-9 (18-23) 9-20 en wint.
Er zijn veel composities op het Laöcoön-motief gemaakt. Het leidt nauwelijks twijfel dat de mooiste vondst afkomstig is van de Zwitsers-Nederlandse grootmeester Andreas Kuijken. Vanuit diagram 3 voltrekt zich een wonder: Na de noodzakelijke maar kunstige inleiding 33-29 (24x22) 31-27 (22x42) 12-8 (19x37) 43-38 (42x33) 8-3 is de positie van diagram 4 bereikt.
Het is amper voor te stellen dat van alle mogelijke zwarte zetten er niet één is, die een ontsnappingsmogelijkheid geeft. Twee zwarte stukken staan immers gevaarlijk dicht bij de damlijn en de schijf op 40 kan zelfs aan de rand worden vastgezet. Het kost even tijd om alle mogelijkheden na te lopen. De hoofdvariant is (40-45) 3x50. Ook veel andere voortzettingen leiden tot een scherpe rondslag.
Opmerkelijk genoeg maakte de auteur van het eerste vraagstuk een wat zurige opmerking over de zwarte schijf op 40 (De Problemist juni 2001); deze zou volgens hem geen functie hebben in de afwikkeling en ‘dus’ een figurant zijn. Kom, jongens!
In de damrubriek van 26 december werd het standje wit: 15, 25, 30, 33 / zwart: 13, 19, 24, 29, 35 ter oplossing aangeboden. Wit wint door 15-10 (29x38) 10-4 (38-42A) 4x48 (35-40) 48-42 (24x35) 42-24 (19x30) 25x45
A (24-29) 4x43/49 (35x24) 43/49-38 (29-34) 38x20/15 en zwart mag alweer niet verder met schijf 34 en op 19-23 wint 20-14.
Men kan zich de vraag stellen hoeveel stukken er door een dam moeten worden aangevallen om met recht van een Laöcoön te kunnen spreken. De meeste problemisten vinden dat het er minstens vier moeten zijn. Het eindspelletje dat ter oplossing wordt aangeboden (auteur: Eric van Dusseldorp), bevat een mini-Laöcoön. Zie diagram 5. Wit begint en wint.