Categorie
1
Voorstellen die iets
aan het spel veranderen.
1.1
(1)
De Damme-dam of
de Thaise
dam: wanneer met de dam geslagen wordt, is de dam verplicht om direct na
het laatst geslagen stuk halt te houden.
In 1922 stelde A.K.W.
Damme (een sterk dammer uit die tijd, kampioen van Nederland in 1921,
1927 en 1929) dit idee voor. In
Thailand wordt echter al van oudsher volgens deze regel gedamd. Het
bijzondere van de Thaise of Dammedam is, dat twee witte dammen tegen
één gewonnen is.
Zie diagram.
Waar
de zwarte dam ook staat, hij wordt altijd uitgevangen. Bijv. op 46 dan
50-28.
Zelfs de stand van het tweede diagram is gewonnen.
Zwart moet, vanwege de dreiging 25-14 danwel 15-10, de langelijn
verlaten, waarna wit de winnende vangstelling van het vorige diagram
opbouwt.
1.2
(2)
De Hoogland-dam.
Deze dam schuift als een gewone dam, hij slaat over een schijf als een
gewone dam, maar slaat over een dam als een Friese dam. Als hij in één
slag over zowel schijven als dammen moet slaan, slaat hij over schijven
als een gewone dam en over dammen als een Friese dam. (Niet door elkaar
dus).
Enige voorbeelden (van J. Reiffers, HND 1974-5). In het eerste diagram
moet wit 5x45x7 (of 1) slaan.
Hier kan wit 1x20 slaan via de velden 45, 5, 37, 48 en 50. Maar ook kan
1x47 via 45, 5, 46, 50 en 20.
Wanneer er een twee-om-één dammeneindspel op het bord komt, is er geen
verschil meer tussen de 'nieuwe speelwijze' van Hoogland en het Fries
dammen. M.a.w. het is winst voor de meerderheidspartij. Hoogland gaf in
bovenstaand diagram een voorbeeld. Zwart aan zet verliest natuurlijk
direct, maar met wit aan zet: druk op auto of > en bedenk er zelf de
laatste slag 46x16 of 46x6 bij.
Deze
'nieuwe speelwijze' die Herman Hoogland, de wereldkampioen van 1912 tot
1925, in 1923 introduceerde, is de meest hardnekkige poging uit de
geschiedenis om de
remisemarge te verkleinen. Hoogland had veel aanhangers, de nodige
publiciteit, richtte een eigen bond en een eigen blad op. Pas na de dood
van de Utrechter in 1955 was het (vrij snel) gedaan met de 'nieuwe
speelwijze'.
1.3
(3)
De Renooij-dam.
De Renooij dam is een gewone dam, die pas Hoogland-dam wordt, als er nog
uitsluitend dammen op het bord staan.
Ook bij dit voorstel
van A. Renooij uit 1924 is twee-om-één dammeneindspel gewonnen, omdat
dan dezelfde effecten optreden als bij de nieuwe speelwijze van Hoogland
en het Fries dammen. Dit voorstel kreeg een slechte pers, omdat er sprake
is van drie verschillende stukken in het spel (schijf, gewone dam en
Hooglanddam).
1.4
(4)
De
Polman-dam, een idee
van W.C.J. Polman uit
1924. Wanneer er drie dammen tegen een dam op het bord zijn gekomen,
verliest de ene dam het recht om 'los' te staan. Bovendien: in standen met
een dam en twee schijven versus een dam, of twee dammen en en schijf
versus een dam, mag de meerderheidspartij zijn schijven kronen. Dan is
3-om-1 gewonnen, ook al heeft wit nog niet de middenlijn en zijn nog niet
alle witte schijven gepromoveerd.
Na
8-2 moet zwart van de lange lijn af, want op (37-46) volgt 2-8 (46-5)
8-19. Wanneer de dammen op 34 en 45 nog schijven zijn, mag wit ze kronen
met het bekende gevolg. Als zwart de lange lijn heeft verlaten, wint wit
gemakkelijk.
Nadelen zijn: het doet gekunsteld aan, er is sprake van drie verschillende
stukken en hoe zit het met andere eindspelen die niet precies 3-om-1 zijn?
1.5
(5)
De
mineur- en (farce)majeurdammen van M. Fayet uit
1922-1924.
Ik citeer Reiffers (HND 1974-6): Fayet introduceerde twee soorten dammen,
majeurdammen en mineurdammen, respectievelijk voorgesteld door drie en
door twee gestapelde schijven. Beide soorten dammen schuiven als de oude
dam. De majeur-dam slaat ook als de oude dam. Maar de mineurdam is in zijn
rechten beknot: de mineurdam voert weliswaar lijnslagen uit als de oude
dam, maar hoekslagen anders. Als de mineurdam tijdens de slagvoortzetting
een hoekslag maakt, dan mag hij, wanneer hij voor de tweede keer (en
vervolgende keren) een kruisende lijn inslaat dit slechts doen vanaf het
onbezette veld dat direct achter het zojuist geslagen stuk ligt; als de
slagvoortzetting is voltooid, moet de dam dan ook stoppen direct achter
het laatst geslagen stuk.
De eerste schijf die promoveert wordt altijd een majeurdam. Opvolgende
promoverende schijven van dezelfde kleur worden eveneens majeurdammen.
Schijven van de andere kleur, die promoveren als de eerste kleur al een of
meer majeurdammen heeft, promoveren tot mineurdammen.
Zie diagram. Wit kan maar
vier stukken slaan, óf door 5x38 via de hoekpunten 23, 40, 49 óf door
5x29 via de hoekpunten 32, 49, 40.
Fayet stelde, dat met dit systeem 3-om-1 altijd gewonnen is. maar een
halve eeuw later toonde Reiffers koeltjes aan dat dat niet zo is.
Wit speelt 9-3 en haalt een majeur-dam. Zwart kan drie mineurdammen halen,
maar wint van zijn levensdagen nooit.
Kunnen we niet beter spreken van Fayets farce majeurdam?
1.6
(6)
De Van
Dam-dam, beter bekend
als de koningsdam.
Een voorstel uit 1939 van de destijds bekende problemist Geo van Dam.
Als de meerderheidspartij zijn derde dam haalt, wordt deze gekroond met
twee schijven en gaat-ie als koningsdam door het leven. De koningsdam
heeft het voorrecht, dat hij niet geslagen kan worden. 3-om-1 is nu
gewonnen, mits de meerderheidspartij de langelijn heeft.
In
de diagramstand is de dam op 4 de koningsdam. De vangstelling is markant:
wit dreigt 13-27 (16x5) 4-10 en ziedaar, de witte dam mag niet geslagen
worden. Als in de diagramstand zwart aan zet is en (16-2) speelt volgt
4-15 etc.
Geen slecht voorstel, al blijft er het probleem van de drie verschillende
stukken. 1.7
(7)
De gesplitste
dam van
Gortmans uit 1940. Als
iemand zijn derde dam haalt, splitst deze zich op dat moment in twee
dammen die geplaatst worden op het promotieveld en op het veld van waaruit
het promotieveld werd bereikt. Zo wordt een (potentiële) 3-om-1 stand dus automatisch
een 4-om-1 stand. 1.8
(8)
De Farton-dam uit
1956. Na een slag moet een dam, als dat mogelijk is, stoppen vóór de
rand van het bord. 3-om-1 is dan gewonnen, zelfs al heeft de meerderheidspartij
de langelijn niet.
Ziehier het verschil met de Thaise dam of de Damme-dam. Deze moet 35x22
slaan. De Farton-dam mag desgewenst ook naar 27 of 31 slaan, maar niet
naar 36.
Ziehier de winnende vangstelling.
1.9
(9)
Het
hoekje van het dambord eraf van
J.J.H. Mertens uit
1935. 3-om-1 is dan gewonnen.
Zaag in gedachten veld 5 eraf. (Gerard de Groots Damweb Applet geeft geen
ruimte voor dit soort frivoliteiten). Als de minderheidspartij de
langelijn in bezit heeft, kan de meerderheidspartij 'm eenvoudig verjagen
via de lijn 4-15. De vang in de diagramstand is duidelijk.
Het is me niet helemaal duidelijk, op welk moment Mertens veld 5 eraf zou
willen zagen. Ik zou als zwartspeler niet gelukkig zijn, wanneer dat al in
de beginstand zou geschieden.
1.10
(10)
Een extra
hoekje op het dambord erbij van
J.J.H. Mertens uit
1935: een extra veld naast veld 10.
Plaats zelf een witte dam op veld 10a. De langelijn is een soort valse
trictrac geworden: wit dreigt met 20-33 (44-46) 10a-5 en op (44-17) volgt
41-28.
Overigens heeft Mertens deze twee ideeën meer als curiositeit opgevoerd,
dan dat hij echt op deze manier het spel wilde veranderen.
1.11
(11)
Doordammen,
een idee van
Jannes van der Wal uit
de jaren tachtig.
Wanneer een speler in het eindspel een voorsprong heeft van tenminste drie
schijven (waarbij de dam voor twee schijven telt) en die een tiental zetten weet vast te houden,
dan wordt de partij voor hem gewonnen verklaard.
Dit voorstel wijkt af van alle damvariëteiten in de wereld en eigenlijk
ook van bijna alle andere voorstellen tot spelregelwijziging: je hebt
gewonnen ook al heb je de stukken
van je tegenstander niet geslagen of vastgezet.
Een partij
hoeft niet 'gewonnen' te worden, een voordeel behalen is
voldoende.
De meeste partijanalyses, damproblemen en eindspelstudies hebben na het
invoeren van doordammen geen waarde meer en standen als 'Woldouby' kunnen
direct worden opgegeven. Eerlijk is eerlijk: er komt aan de andere kant ook weer een heleboel nieuwe
literatuur bij. 1.12
(12)
Ban de remise,
een recent idee van
Jaap van Galen. Ook een
minimaal voordeel is voldoende voor de volle winst en bij 1 dam tegen 1
dam is de bezitter van de middenlijn de winnaar. Remise is uitgesloten. 1.13
(13)
Een regel uit
sommige afgelegen
dorpjes in
Sierra Leone: wie nog
maar één stuk heeft, heeft verloren. 1.14
(14)
Een voorstel van Andreas
Kuijken. Een computer
genereert een compleet vol bord, minus één veld, met witte en zwarte
stukken, zowel dammen als schijven.
Volgens Kuijken was deze
regel al ingevoerd door de Zwitserse Dambond, met goedkeuring van de FMJD
(Werelddambond). Kuijken toonde een voorbeeld uit het 'laatste' Zwitserse
kampioenschap.
Volgens
hem ging het om een partij tussen M. Achs en D. Ouwes. Later bleek
het om een 1 aprilgrap te gaan. Toch kreeg het Bondsbureau van de KNDB
enige verontruste telefoontjes... |
Categorie
2
Voorstellen die het
spel in tact laten (hooguit iets toevoegen) maar de waardering
veranderen.
2.1 (15)
Een score van 3-0
toekennen voor een overwinning i.p.v. 2-0.
De Koninklijke
Nederlandse Dambond heeft de driepuntenoverwinning
medio 2001 ingevoerd, maar is hiervan teruggekomen als het gaat om
toernooien die volgens het Zwitsers Systeem worden gespeeld. 3-0 wordt
alleen in Nederland toegepast, de Werelddambond en de andere bonden zijn
nog niet overstag.2.2
(16)
Volmac-telling, later
Delftse telling: 4-0 voor winst, 2-2 voor een enigszins gelijkwaardige remise
en 3-1 voor een remise met duidelijk voordeel.
Volmac sponsorde in de
jaren tachtig een zeskamp bestaande uit topspelers. Het experiment werd
niet herhaald. Later pikte Henk de Witt uit Delft deze telling weer op en
voerde het in op zijn eigen vereniging DOS Delft. 2.3
(17)
Vernieuwde Delftse telling: 5-0 voor winst, 2-2 voor een enigszins gelijkwaardige remise en 3-1
voor een remise met duidelijk voordeel.
Dit idee is het meest
in de actualiteit. Dit jaar won A. Gantwarg het DuWo Kennisstad toernooi
waarbij deze telling gehanteerd werd.
Het is een constructief idee omdat er geen waardevolle partijanalyses,
mooie problemen en eindspelen uit de damgeschiedenis verloren gaan. In
tegendeel, er komen eindspelen etc. bij. Bovendien worden nu remisestanden
waarbij een speler enig voordeel heeft doorgespeeld met als gevolg dat er
soms opeens echte overwinningen uitrollen.
Vaak worden enkele bezwaren genoemd: 3-1 lijkt een wel erg riante uitslag voor iemand
die niet echt gewonnen heeft. Het voelt eigenlijk als een overwinning. Het
systeem lijkt ook in het voordeel te werken van topdammers die tegen wat
zwakkere spelers geen risico willen nemen en liever tevreden zijn met een
3-1 uitslag, dan het risico lopen een partij te verliezen. Het 'percentagedammen' zou dus kunnen toenemen. 2.4
(18)
De Harkstede-telling.
Damclub Harkstede uit de provincie Groningen hanteert de volgende telling:
3-0 voor een overwinning, 1,5-1,5 voor een gelijkwaardige remise, 2-1 voor
een remise met voordeel. 2.5
(19)
Een voorstel (van
meerdere personen) om bij een voordeelremise
iets meer toe te kennen dan 1 punt.
Voorbeelden:
verschil van 1 dam: score 1,1-0,9
verschil van 2 dammen: score 1,2-0,8
verschil van 3 dammen (als men een 5-om-2 dammeneindspel niet weet te
winnen): 1,3-0,7.
Er zijn wat variaties op deze telling mogelijk.
2.6 (20)
Een voorstel van
J. Reiffers en later ook van D. van den Berg om een soort doelsaldo
in te voeren dat bij gelijk eindigen de beslissing moet brengen.
Dus
gewoon 2-0, 1-1 en 0-2 handhaven, maar een 'rechterkolom' invoeren met
daarin het aantal punten en minpunten al naar gelang er sprake is van
voordeel- dan wel nadeelremises. Bijvoorbeeld 1 punt voor 2 tot 3 schijven
meer (een dam telt voor 2 schijven) en 2 punten voor 4 of meer schijven
meer.
De eindstand van een vierkamp kan dan aldus luiden:
1. Jansen 4 (1)
2. Pietersen 4 (0)
3. Klaassen 2 (2)
4. Paulsen 2 (-3).
Jansen dus ongedeeld eerste, Klaassen ongedeeld derde. |
Categorie
3
Andere voorstellen
die het spel zelf in tact laten.
3.1 (21)
Bepalen dat er pas remise
gegeven mag worden nadat er minstens 40
zetten zijn gedaan.
Deze cosmetische regel
-maar beter dan niets- is inmiddels in de meeste toernooien ingevoerd.
3.2 (22)
Speeltempo verhogen
(in de hoop dat er dan meer fouten worden gemaakt met als gevolg: meer
beslissingen).
In de beslissingsmatch
om het kampioenschap van Nederland 2001 tussen Harm Wiersma en Hans Jansen
kwam dat er niet uit: 18 remises in 20 over het algemeen vrij 'vlakke'
duels.
3.3
(23)
Knock-outsysteem
invoeren en bij gelijke stand steeds sneller gaan spelen totdat er een
beslissing valt.
(Broertje van 3.2)
3.4 (24)
Spelen vanuit verplichte
openingen
(zoals 32-28
(17-22) 28x17 (11x22) 37-32 (12-17) 31-26 (6-11) 36-31 (8-12) 32-27
(16-21) 27x16 (22-28) 33x22 (18x36)). Ofwel beide spelers spelen zo'n
variant een keer met wit en een keer met zwart tegen elkaar, ofwel de computer paart een opening
aan een duel.
3.5 (25)
Het afschaffen
van toernooien waarin het remiseprobleem zeer groot is. Gedacht wordt aan matches
om de wereldtitel.
Dit heeft mijn sterke
voorkeur. Rondtoernooien blijken geschikter om de wereldkampioen te
bepalen en hebben een betere publiciteit. Zelfs 'Zwitserse' toernooien en
Knock-outtoernooien hebben nog mijn voorkeur boven de 'vermaledijde'
tweekampen die al sinds de jaren zestig steevast op een teleurstelling
uitlopen.
Naar:
formulier
Terug
naar Erics damsite
Back to main page (English)
Retour (Français)
Zurück (Deutsch)
Página
anterior (Español)
Voltar atrás (Portuguesa)
Bai bek (Papiamento)
Ritorno (Italiano)
Powrót
(Polski)
Возврат
к главному
меню
|